
TOT IN DE PRUIMENTIJD, deze uitdrukking heeft een gevleugelde betekenis; zoiets van: “ik zie je nog wel een keer.”
De oorspronkelijke betekenis was gelieerd aan een Adellijke familie die eens per jaar, in de
pruimentijd, hun familiedagen hadden ’s zomers op het Muiderslot. Natuurlijk was dat hoogzomer, in
augustus wanneer de pruimen rijp zijn. Natuurlijk afhankelijk van de soort pruimen varieerde de tijd
van rijping. De wilde pruimen, klein en blauw van kleur, de grootte van een druif worden hier op de
Veluwe wichtertjes genoemd. Wichtertjes is een dialect woord voor jonge vrolijke meisjes.
Een kennis noemde het roggepruimpjes, die gelijk met de roggeoogst rijp zijn en ook waarschijnlijk
geel van kleur. Zo zijn er net zoveel streeknamen, als er soorten en kleuren pruimen zijn.
In april in het vroege voorjaar bloeit deze wilde pruimenboom, iets later, bijna tegelijkertijd met zijn
oermoeder: de sleedoorn. Wanneer er verder nog niets in bloei staat kun je deze wilde pruim met
zijn prachtige fijn-witte bloesem in de houtwallen vinden. Ze komen allemaal uit de beroemde
adellijke familie van de rosacea.
Wilde pruimpjes die meer op druiven lijken , maar zo buitengewoon lekker zijn en in zo’n
ongelooflijke hoeveelheid rijpen. Aan een boom zo volgeladen mist men één twee pruimpjes niet.
Wanneer ik voorlichting geef vertel ik wel eens dat aan die wilde pruimenboom wel een miljoen
pruimen groeien -en allemaal rijp in dezelfde week.
Als kind mocht ik, toen ik nog heel jong was, helpen met de pruimenoogst. Schoentjes uit, klompjes
aan en dan gingen we de boomgaard in. En in de wal, dus aan de rand van de boomgaard, daar
groeide deze wilde pruimen. Gezien de maat van de klompjes, zal ik niet ouder geweest zijn, dan
drie of vier jaar. Een bijzondere herinnering die ik eraan heb is, dat ik mocht schudden en dan
kwamen de pruimen naar beneden vallen. Ik denk, dat ik wel wat hulp gehad zal hebben, bij het
schudden, daarna de pruimpjes rapen en heel bijzonder wat daar van gemaakt werd.
Met al deze mooie herinneringen kreeg ik van mijn schoonbroer Frithjof Foelkel op mijn 50e
verjaardag een ouderwetse pruimenboom cadeau. De zogenaamde kwets. Na een paar jaar was deze
al bomvol vruchten; heerlijk om te drogen voor fruitrepen, jam, gelei, sap enz…
Dan de werking: liefst van de zelf gedroogde pruimedanten en onbehandeld met glansolie (parafine),
en natuurlijk gedroogd. Door het vruchtenzuur worden onze darmen verwend en kunnen
ontstekingen voorkomen (diverticulitis).
Deze pruimen-snacks zijn een geweldige bron van antioxidanten en de stoffen zoals Borium, Kalium en
Vitamine K, helpen botontkalking te voorkomen. Ook hormonale klachten en de bloeddruk worden
genormaliseerd.
Van de pitjes die eruit waren gehaald worden, maken ze in Italië de meest goddelijke Amaretto.
Ook de bitterkoekjes pudding wordt hiermee op smaak gemaakt. Natuurlijk voorzichtig met het
benoemen van deze smaakmaker want in de pitten zit blauwzuur, de hoeveelheid is al snel giftig.
Maar iedere beroemde bakker weet als hij marsepein, amandelspijs of iets anders lekkers gaat
maken van de amandelen dat daar twee bittere amandeltjes in moeten .
De pruimenpit-kernen zien eruit als amandeltjes en hebben dezelfde smaaksensatie, maar pas op,
met mate gebruiken. En de smaak ervan is niet voor niets beroemd.
-En als je ze gewoon op de grond laat liggen nadat ze van de boom zijn gevallen, maak je heel veel vlinders heel erg blij ( zie foto).
Auteur: Marry Foelkel
Foto: Alexander Foelkel